Antwerpen. De prachtige havenstad aan de monding van de Schelde. De tweede stad van België qua inwonertal en de één-na grootste havenstad van Europa (na Rotterdam). De stad wordt ook wel aangeduid als de meest Nederlandse stad van België vanwege de ligging nabij de grens (je kunt letterlijk de grens overlopen vanuit het centrum), de handelsmentaliteit en omdat er veel wonen Nederlandse immigranten wonen. Toch ging de stroom van mensen ooit hoofdzakelijk de andere kant uit. Deze gigantische exodus vanuit Antwerpen zorgde voor een grote verandering van de stad, die tot de dag van vandaag zichtbaar is.
Om het lot van Antwerpen te begrijpen, moeten we een stuk terug gaan in de tijd. Naar een tijd waarin België en Nederland niet bestonden. Naar een tijd waarin Antwerpen nog een Brabantse havenstad was. Hoewel het altijd veel autonomie had als autonome stad (de stad opereerde veelal zelf in diplomatie en stond daarin relatief onafhankelijk van de Staten van Brabant). was het onderdeel van het hertogdom Brabant. Antwerpen was (en is) niet Vlaams.

De huidige Belgische provincies Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen, en de gebieden Zeeuws-Vlaanderen en Frans-Vlaanderen (delen van Hauts-de-France) zijn nu wat over is van het vroegere graafschap Vlaanderen. Pas na de onafhankelijkheid van België (1830) en de taalstrijd in België in de 19e eeuw is het Nederlandse taalgebied in België en de term ‘Vlaanderen’ een synoniem van elkaar geworden (de deelstaat Vlaanderen is een verzameling van delen van de historische gebieden het Graafschap Vlaanderen, het hertogdom Brabant, het Graafschap Limburg, het bisdom Luik en het Graafschap Loon).
Bloei van een stadje aan de Schelde
Antwerpen was, met de opkomst van de lakennijverheid, de boekdrukkunst aan het einde van de Middeleeuwen, rond 1400 een belangrijke plaats. Het had een uitstekende ligging aan de monding van de Schelde en groeide langzaam uit tot een van de belangrijkste en grootste steden van West-Europa. Vooral tijdens de regering van Karel V (1516-1556, Koning van Spanje, keizer van het Heilige Roomse Rijk en landheer van de Nederlanden) was het langzaamaan uitgegroeid tot een erkend en belangrijk centrum. Waar de 17e eeuw de Gouden Eeuw voor de Noordelijke Nederlanden (Nederland) en Amsterdam werd, was de 16e eeuw de Gouden Eeuw van Antwerpen. We moeten hierbij niet vergeten dat zowel België als Nederland toen niet bestonden. De gebieden waren onderdeel van de 17 Bourgondische Nederlanden.
In deze tijd (de eerste helft van de 16e eeuw) werd de haven beter bereikbaar en de grootste van West-Europa, de bevolkingsaantallen namen toe en de wereldhandel voor Europa kwam voor een groot deel binnen via Antwerpen. Door de havenfunctie van Antwerpen en de groeiende handel liet Antwerpen al snel rivaliserende steden Brugge en Gent achter zich. Daarnaast bloeide de diamanthandel in Antwerpen. De boekdrukkunst werd volop beoefend in Antwerpen, waardoor het ook bekend stond als de bibliotheek van West-Europa. Ook de schilderkunst kwam tot bloei, met Pieter Bruegel als meest bekende meester. Antwerpen groeide uit tot één van de vijf grootste steden van West-Europa naar bevolkingsaantal, met een inwonertal van om-en-nabij de 100.000. Binnen 50 jaar groeide het inwonertal van 40.000 in 1500, naar 100.000 in 1550. Handelaren in Antwerpen genoten relatief veel vrijheid en daardoor was het ondernemerschap er vooruitstrevend.
Religie in Antwerpen
Tijdens de Reformatie die Maarten Luther ontketende in 1517, veranderde het landschap van Antwerpen ook ingrijpend. Mede door toedoen van het Augustijnenklooster in Antwerpen werd het Lutheranisme verspreid en werd het protestantisme een dominante religie binnen Antwerpen. Het protestantisme viel sowieso in West-en-Noord-West Europa veelal samen met een ontwikkeling van ondernemerschap en een groeiende burgerij. Dit werd mede-veroorzaakt door het feit dat de handelaren internationale contacten onderhielden, waardoor zij vatbaarder waren voor invloeden van buitenaf. Ook waren het Lutheranisme en het Calvinisme beter te rijmen met het ondernemerschap. Zonder de belastingen van (en vooral zonder de macht en controle van) de Katholieke kerk, werd het gemakkelijk om vrij te bewegen en je eigen rijkdom te vergaren. Het Calvinisme deed daarnaast bijvoorbeeld een oproep aan heersers om te accepteren dat zij, als zij niet de wil van God dienden, zij legitiem afgezet zouden kunnen worden. Heersers werden dus niet per definitie geboren om te leiden voor het leven, maar slechts om te leiden bij de gratie van God. Via deze insteek werden de heersers dus eigenlijk aangevallen op hun geboorterecht en hun machtspositie. Er was dus eigenlijk een machtsspel gaande waarin de oude heersers (de Katholieke Kerk en de adel) verwoede pogingen deden om de groeiende burgerij en de handelaren onder de duim te houden. Doordat het Calvinisme en het Lutheranisme zoveel aanhangers kregen in de Nederlanden, werd de autoriteit van de heersers meer en meer onder druk gezet. Het protestantisme en de vrijhandel bloeide in de jaren 1550-1560 niet in de laatste plaats op, omdat de koning van Spanje Filips II zijn residentie in Madrid verkoos (zijn vader Karel V verbleef veel in Brussel).
Antwerpen was bij uitstek een plaats waar de godsdienstoorlog tot uiting kwam. Andere belangrijke plaatsen waar deze godsdienstoorlog woedde in deze tijd (1550) waren Brugge, Gent, Doornik (Tournai), Rijsel (Lille), Valencijn (Valenciennes) en Oostende. Opvallend genoeg lagen al deze steden in het Graafschap Vlaanderen (met uitzondering dus van Antwerpen zelf). Hoewel de steden in het zuiden voor een aanzienlijk deel protestants waren geworden rond 1550, waren de landelijke gebieden om hen heen nog steeds overwegend katholiek. Inderdaad; hoewel ook in het noorden (Holland en Zeeland met name) het protestantisme in opmars was, lagen de belangrijkste brandhaarden in de Zuidelijke Nederlanden en (nu) Noord-Frankrijk. Een aantal van deze steden (Rijsel, Valencijn en Doornik) waren toen al Franstalig. Het is dus een misvatting te denken dat de Opstand een aangelegenheid was van ‘Nederlandstaligen’, ‘Vlaamstaligen’ of ‘Germaanstaligen’. Er wordt tegenwoordig veel gediscussieerd over het feit of de Tachtigjarige Oorlog hoofdzakelijk begonnen is door de hoge belastingen, door de bedreiging van de macht van de koning en adel, door de onderdrukking van de protestanten of door een combinatie van al het voorgaande. Historici zijn het er hoofdzakelijk over eens dat de opstand (en uiteindelijke onafhankelijkheid) zich langzaam meer ontwikkelde uit deze basisontevredenheden, dan dat zij zich ontwikkelde door ‘nationalistische motieven’ of door heldendaden. In de eerste tien jaar van de Opstand werd bijvoorbeeld het woord ‘onafhankelijkheid’ nooit gebruikt.
Tegen de tijd dat de Beeldenstorm uitbrak in 1566, waren de repressies tegen protestanten zo heftig geworden, de belastingen zo hoog geworden (de beruchte Tiende Penning van de hertog van Alva) en de voedselschaarste zo erg, dat een opstand onvermijdelijk werd. In steden in Vlaanderen (beginnend in Steenvoorde, wat tegenwoordig in Frankrijk ligt) brak de Beeldenstorm uit, die zich verspreidde naar het noorden. In de 10 jaar na de Beeldenstorm richtten verschillende Calvinistische groepen onafhankelijke republieken uit. De Gentse Republiek is hiervan de bekendste, maar ook Brussel, Antwerpen en Brugge richtten tijdelijk Republieken op.

Antwerpen na de Beeldenstorm
Al voor de Beeldenstorm waren de protestanten in Antwerpen wat brutaler geworden in hun geloofsbelijding. De hagenpreken in Antwerpen (diensten voor protestanten) werden brutaler en opener en trokken duizenden bezoekers. Willem van Oranje trachtte alle partijen bij elkaar te brengen in Antwerpen. Hij was voorstander van religieuze vrijheid voor iedereen (zowel voor katholieken als protestanten). De radicalere protestanten zochten juist wraak tegenover de katholieken die hen zo lang onderdrukt hadden. Zij duldden dus naast het protestantisme geen andere religie. Die radicale houding was een doorn in het oog van Willem van Oranje, omdat zijn idealen omtrent godsdienstvrije, eendrachtig samenwerkende Nederlanden op die manier onder druk kwamen te staan. Een radicale protestant was voor hem net zo’n probleem als een radicale katholiek.
Op 20 augustus, 1566 bereikte de Beeldenstorm Antwerpen. 200 protestanten bezetten de Onze-Lieve-Vrouwe Kathedraal en omdat Antwerpen het economische centrum van de Nederlanden was, verspreidde het nieuws hierover zich snel. Op 26 augustus volgden Leidse opstandelingen het Antwerpse voorbeeld. Antwerpen werd een voorbeeld voor de rest van de (protestantse) Nederlanden.
De Spaanse Furie van 1576
In 1576 had Filips II al tien jaar lang geprobeerd om de protestanten eronder te krijgen. Hij had met legers geprobeerd om de opstandelingen hardhandig neer te slaan. Hoewel hij het grootste gedeelte van de Nederlanden formeel beheerste, had hij de Opstand niet kunnen uitroeien. In Holland en Zeeland waren delen in handen van de opstandelingen, terwijl hij een oorlog met het Ottomaanse Rijk moest zien uit te vechten. Alles bij elkaar raakte de Spaanse schatkist leeg en ging Filips II bankroet. Uit onvrede over het gebrek aan soldij, sloegen de Spaanse soldaten (lees: huurlingen in het Spaanse leger. Dit waren veelal mensen uit de Nederlanden, Duitsland, Frankrijk, enzovoorts) aan het muiten. Verscheidene steden (waaronder Maastricht) werden geplunderd door de soldaten, wat kwaad bloed zette bij de inwoners. Duizenden mensen werden vermoord in de zoektocht naar geld. Uiteindelijk was het op 4 november 1576 de beurt aan de rijkste stad van de Nederlanden (Antwerpen). 3 dagen lang hielden de Spaanse soldaten huis. Deze gruweldaad (de Spaanse Furie) in Antwerpen, en in andere steden als Gent en Maastricht, zorgde ervoor dat de houding in deze steden en gebieden omsloeg naar definitief anti-Spaans. Veel mensen vluchtten naar het noorden, opzoek naar rustiger oorden. Sommige inwoners wilden godsdienstvrijheid, anderen wilden af van de vervolgingen, weer anderen wilden lagere belastingen en weer anderen voelden zich gewoon niet veilig. Dit maakte dat de Pacificatie van Gent op 8 november 1576, mogelijk werd.
In 1577 werd de Calvinistische Republiek Antwerpen opgericht. Antwerpen stelde zich hierbij dus openlijk op aan de kant van de opstandelingen. Dit was een grote schok, vanwege het belang van de stad. De Staten Generaal (die samen de Pacificatie van Gent hadden beklonken) kwamen vanaf 1578 in Antwerpen samen, omdat Brussel bedreigd werd door de Spaanse troepen.
Tot 1585 bleef Antwerpen de de-facto hoofdstad van de opstand. De machtigste en grootste stad der Nederlanden was het handelscentrum en het grootste bewijs voor de opstandelingen dat zij aan de winnende hand waren.
De exodus uit Antwerpen
De rol van Antwerpen als kloppend hart van de Opstand stopte abrupt in 1585. Filips II had enkele jaren eerder de Spaanse veldheer Don Juan gestuurd om orde op zaken te stellen in de Nederlanden. Dit lukte hem erg goed. Eén van zijn beleidsspeerpunten was het ondermijnen van de moraal van de opstandelingen. Hoewel hij als landvoogd in de Nederlanden het protestantisme niet accepteerde, gaf hij openlijk de mogelijkheid voor protestanten om zich óf weder te bekeren tot het katholicisme, óf te vertrekken. Dit was al een hele stap vanaf de verkettering en de Bloedraad die Filips II had ingesteld en de dood tot gevolg had. Toen hij in 1585 Antwerpen had heroverd met zijn leger, stelde hij de inwoners ook voor deze keuze.
Een gigantische exodus van handelslieden, protestanten en oorlogszieken was het gevolg. Van de 100.000 inwoners die Antwerpen had gekend tijdens de Calvinistische Republiek, bleven er rond 1590 slechts rond de 40.000 over. Van de emigranten vestigde een grote groep zich in Amsterdam en in Holland. Anderen vestigden zich elders in het noorden. Sommigen trokken naar Zwitserland. Op de vlucht voor repressie, op de vlucht voor drukkende belasting, weg van geweld en op zoek naar een grotere (ondernemers-en-religieuze) vrijheid. De start van de Gouden Eeuw voor Amsterdam wordt over het algemeen geplaatst in 1585. De één zijn dood, was de ander zijn brood.
Met hen brachten de Antwerpenaren hun culturele en materiele rijkdom. Het met de diamanthandel, boekenhandel, de lakenhandel en de zeehandel verdiende geld werd meegenomen. Antwerpenaren hadden een groot aandeel in de investeringen van de Amsterdamse beurs, het oprichten van de VOC en de financiering van de Staatse (Nederlandse) oorlogsvloot. Met Antwerps geld is nog herhaaldelijk geprobeerd om Antwerpen voor de opstandelingen te heroveren. De laatste poging was in 1646 onder leiding van Stadhouder Frederik Hendrik, maar deze mislukte jammerlijk (de aanval ging gepaard met een aanval van de Fransen op Duinkerke, waarna dat deel van Vlaanderen voor altijd afgescheiden werd van de rest van de Nederlanden). De Antwerpse handelaren in Amsterdam zagen uiteindelijk in dat zij vanuit hun nieuwe thuis goed konden werken. Historici zijn het er veelal over eens dat de Amsterdammers (en dus voormalige Antwerpenaren) Antwerpen liever klein hielden binnen het Spaanse Rijk, dan als een vrij handelende concurrent binnen Nederland. Er was voor hen verder weinig animo om in latere tijden nog meer pogingen te ondernemen om Antwerpen te ‘bevrijden’.
Antwerpen als katholieke handelsstad na de Tachtigjarige Oorlog
Na afloop van de exodus werd de stad Antwerpen tot overmaat van ramp door de Spanjaarden afgesloten van de Schelde. De vele Spanjaarden die aanwezig bleven in de stad en het garnizoen dat er werd gevestigd, zorgde ervoor dat de bijnaam van Antwerpenaren ‘de sinjoren’ (er woonden veel ‘señors’; Spaanse heren) werd. Deze bijnaam wordt vandaag de dag nog gebruikt. De functie van de haven werd nagenoeg teniet gedaan en zou pas weer opnieuw een bloeiperiode kennen aan het begin van de 19e eeuw. De groei van de stad werd nagenoeg stilgelegd in de komende twee eeuwen. De stad zou pas weer rond 1850 (300 jaar later!) dezelfde bevolkingsaantallen kunnen overleggen als in 1550. De katholieke kerk kreeg weer de macht die het had gehad vóór de opstand. In de hele Zuidelijke Nederlanden was het door Don Juan ingestelde katholicisme de enige toegestane religie. De protestanten hadden zich ofwel terug laten bekeren, of waren net als de meeste Antwerpenaren vertrokken. Hierdoor is België (en Antwerpen) heden ten dage nog steeds overweldigend katholiek en is het één van de oorzaken voor de culturele verschillen. In het noorden konden de handelaren als veredelde piraten doen en laten wat zij wilden, in het zuiden moest men zich weer committeren aan de koning, kerk en adel. Het is ook één van de oorzaken waardoor de adel in het noorden nooit aanzienlijke macht heeft vergaard en de burgerij en handel zich zo kon ontplooien. De katholieken in Nederlands Brabant, Limburg en Vlaanderen (Zeeuws-Vlaanderen) werd toegestaan om hun geloof te belijden, al werden zij tot het midden van de 19e eeuw zeer beperkt in hun mogelijkheden. Het feit dat belijders van andere godsdiensten in het noorden niet openlijk vervolgd of gestraft werden, was voor deze tijd extreem tolerant. Het is uit deze tijd dat Nederland de reputatie heeft opgebouwd een tolerant land te zijn. Niet vermoord worden om je geloofsovertuiging was al heel wat. Deze relatieve tolerantie is één van de redenen dat de katholieken (of de joden) in Nederland zich niet massaal hebben onderworpen aan een eigen exodus.
Voor Antwerpen kwam pas tijdens ten tijde van Napoleon en later na de onafhankelijkheid van België weer een tijd van economische, culturele en bevolkingsgroei tot stand. Het zou echter nooit meer zo’n belangrijke plaats innemen als het deed voor de Val van Antwerpen in 1585.